mercuurwaterjuffer Coenagrion mercuriale

Familie

waterjuffers (Coenagrionidae)

Zeldzaamheid

Zeer zeldzaam in Nederland. De soort is in 2011 herontdekt in Midden-Limburg. In Duitsland en België komen populaties voor op minder dan 100 km van onze grens.

Rode lijst

verdwenen

Meer foto's

Levenswijze

Levenscyclus

In onze streken overwinteren de larven meestal tweemaal. Uitsluipen gebeurt in het voorjaar, hoofdzakelijk in mei.

De larvenhuidjes zijn meestal te vinden op de oevervegetatie tot enkele decimeters hoog, ook zijn ze wel te vinden op emerse watervegetatie (deels bovenwater) in stroomluwe delen.

Leefomgeving van de larve

Tussen waterplanten. Vaak waterplanten die boven water uitsteken, zoals kleine watereppe, watermunt en waterkers.

Biotoop

De Mercuurwaterjuffer komt in Midden-Europa doorgaans voor in smalle beken die onder invloed van kwel ’s winters niet dichtvriezen en ‘s zomers niet droogvallen. De aanwezigheid van een uitgebreide emerse vegetatie is van groot belang. De hoge watertemperatuur in de winter zorgt ervoor dat er gedurende het gehele jaar planten in het water groeien. Veel van de habitats in België, Duitsland en Engeland bevinden zich in cultuurlandschap met weilanden (hooilanden) en akkers. Een strook lage vegetatie van circa 10 m breed aan weerszijden van het water is van belang als slaap- of rustplaats. Langs beschaduwde delen van de beek ontbreekt C.mercuriale. In de Duitse deelstaat Baden-Württemberg wordt de soort gevonden in matig-snelstromende, onbeschaduwde beken en weteringen van wisselende breedte. De bodem bestaat tenminste voor een deel uit fijnkorrelig substraat, al dan niet bedekt met grind en organisch materiaal. De beken zijn door de stroming relatief zuurstofrijk (minimaal 2,5 à 3,0 mg/l) en door de kwel vaak basisch. De soort komt voor op plaatsen waar minstens 10% van het wateroppervlak bedekt is met een emerse vegetatie; een bedekking van 40-60% is optimaal. De bedekking van de ondergedoken vegetatie varieert van 5-30%. In Baden-Württemberg kwamen kleine watereppe (Berulaerecta), watermunt (Menthaaquatica), moeras-vergeet-mij-nietje (Myosotispalustris), beekpunge (Veronicabeccabunga) en echte waterkers (Nasturtiumofficinale) in meer dan een kwart van de gevallen voor. De ondergedoken vegetatie bestond voornamelijk uit moerassterrenkroos (Callitrichestagnalis) en stomphoekig sterrenkroos (Callitricheobtusangula). (Buchwald 1994a, Buchwald et al. 1989, De Knijf & Anselin 1996, Jenkins 1986, Merritt et al. 1996).

Overgenomen (met toestemming) uit:

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Mercury Bluet, Southern Damselfly

Duitse naam

Helm-Azurjungfer

Franse naam

L'Agrion de Mercure

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

(Gr.) koinos=gewoon, algemeen, gemeenschappelijk met achtervoegsel agrion; agrion is vermoedelijk afgeleid van (Gr.) agrios (wild, landelijk) of agreus (jager); veel gebruikt achtervoegsel voor juffers
(L.) mercuriale=mercurius (kwik); duidt op de gelijkenis van de zwarte tekening op het tweede achterlijfssegment met het symbool voor dit metaal (dat op een vrouwteken met horentjes lijkt); het metaal is genoemd naar de Romeinse god van reizen en handel

Auteursnaam en jaartal

(Charpentier, 1840)

Herkenning

Kenmerken

Lengte: 27-31 mm. Kleine, compact gebouwde waterjuffer met relatief smalle schouderstrepen.

  • Mannetjes: grondkleur achterlijf en borststuk diepblauw. De zwarte tekening op segment 2 is variabel, maar meestal in de vorm van een ‘mercuriushelm’: een driehoek met daaraan twee hoorns. Figuurtjes op segmenten 3, 4 en 5 ingesnoerd en in het midden met een kleine spits, ongeveer de helft van het segment beslaand. Segment 6 eveneens voor ongeveer de helft zwart. Segment 7 met klein beetje blauw aan de basis. Segmenten 8 en 9 grotendeels blauw.
  • Vrouwtje: bleke grondkleur: groen, geel, beige of blauw. Achterlijfsrug geheel donker. Enige harde kenmerk is de vorm van de achterrand van het halsschild (zie Detailkenmerken).

Mannetje: bovenste achterlijfsaanhangsels langer dan de onderste (zijaanzicht).

Vrouwtje: achterrand halsschild vrijwel geheel recht en afgezet met een doorlopende lichte streep. In het midden staat een kleine, stompe uitstulping.

Gelijkende soorten

Gelijkende soorten:

Andere blauwe waterjuffers en watersnuffel.

Meer over gelijkende soorten:

In de specifieke habitat van de mercuurwaterjuffer (kleine zuurstofrijke beekjes) komt meestal ook de azuurwaterjuffer voor, terwijl andere blauwe juffers meestal ontbreken. Dit geldt overigens alleen voor de Nederlandse situatie: in het buitenland komen vogelwaterjuffer, gaffelwaterjuffer en zuidelijke waterjuffer op vergelijkbare beekjes voor. Mannetjes azuurwaterjuffer zijn langer en blauwer dan de mercuurwaterjuffer en hebben aan de zijkant van de achterlijfssegmenten dunne zwarte spitsjes die naar voren wijzen. Bij mercuurwaterjuffers ontbreken deze spitsjes. Verder is het zwarte figuurtje op segment 2 anders gevormd en de bovenste achterlijfsaanhangselen verschillen in lengte. Vrouwtjes mercuurwaterjuffer vallen ten opzichte van azuurwaterjuffer op door hun kleine formaat en gedrongen bouw, maar uitsluitsel kan alleen worden verkregen aan de hand van de vorm van de achterrand van het halsschild.

Uiterlijk van de larve

Lengte: 14 - 18 mm. waarvan de achterlijfaanhangsels, procten, 3 - 4 mm. Een kleine larve met opvallend korte procten zonder banden. Andere karakteristieke eigenschappen zijn alleen onder een vergroting te zien, dit betreffen de stand van de beharing op het prementum en de grote borstelharen langs het achterlijf.

Verwarring met andere larven

Lijkt het meest op de vogelwaterjuffer echter de borstelharen op het achterlijf (op de carina lateralis) zijn klein en de hoek tussen de beharing op het prementum is kleiner. Dit laatste geld ook voor de gelijkende gaffelwaterjuffer.

Bescherming

Wet natuurbescherming

Deze libel is beschermd volgens de Wet natuurbescherming.

Habitatrichtlijn

Beschermd, soort van bijlage II

Concrete bedreiging

Geschikte habitats (kalkrijke kwelbeekjes) zijn in Nederland vermoedelijk altijd zeldzaam geweest. Waarschijnlijk is de soort door verdroging en intensivering van het landgebruik geheel uit Nederland verdwenen.

Aanbevolen beheersmaatregel

  • Voldoende kwelwater moet worden gegarandeerd.
  • Toevoer van vermestende stoffen moet worden voorkomen. 
  • Bij het maaien van beek- en oevervegetatie is grote terughoudendheid geboden.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Habitat

Kleine, zuurstofrijke beekjes, die niet dichtvriezen in de winter. Meestal door kwel gevoed, kalkhoudend, in de volle zon gelegen en met uitbundige plantengroei.

Nieuws

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie waterjuffers (Coenagrionidae)

alle soorten uit deze familie